De zes lessen van het corona-onderwijs
Het collegejaar zit er op, althans bijna. De laatste loodjes wegen altijd het zwaarst en dat geldt zeker voor dit absurde jaar, waarin we door het coronavirus vliegensvlug om moesten schakelen op online lesgeven. Zoals het er nu naar uitziet zullen de lessen het komende jaar ook deels op afstand gegeven worden. Wat betekent dit voor het hbo-onderwijs? Zes lessen.
1. Innoveren in plaats van overleven
De afgelopen maanden heb ik ervaren hoe ik vastgeroest zat in oude patronen. Ik houd van de interactie in de klas, van het dollen met mijn studenten. Veel uitdagen en soms ook veel incasseren. De klas als een soort improvisatie-theater. Maar nu ik al maanden online les geef, besef ik pas hoe vaak ik mijn eigen kunstje herhaalde en dat de lessen niet altijd effectief waren. De grootste verandering is dat een ‘les’ nu veel meer een continu gebeuren is in plaats van een uurtje of twee in een klaslokaal. In de weekenden zette ik mijn onlinelessen klaar: een combinatie van kennis-en instructieclips, die de studenten voor de les dienden te bekijken. In de les zelf meed ik zo veel mogelijk grote groepen: veelal gaf ik feedback via projectgroepjes van 5, 6 man en dat past precies op MS Teams.
De afgelopen maanden heb ik ervaren hoe ik vastgeroest zat in oude patronen.
En het verrassende was: voor de meeste studenten (ik werkte met eerstejaars) was dit geen probleem. Ze haakten blijkbaar moeiteloos aan en veel van hen zullen gewoon in een keer hun propedeuse halen. Verrassend? Jazeker. Zeker ook vanuit mijn perspectief. Een gezellige klas hoeft niet effectief te zijn. Feedback geven, zo heb ik ontdekt, gaat online wellicht beter dan in de klas. In de klas hijgen altijd heel veel studenten in je nek. Daar heb je online minder last van. Studenten zien je minder, maar de tijd die je gebruikt is wel effectiever. Een gewone les is vooral een sociaal gebeuren met de vaste rituelen die veel ruis veroorzaken, zoals te laat komen, eten en drinken; online heb je daar minder last van, al zijn er daar wel weer andere vormen van ruis, zoals haperende Wifi’s en donkere gestalten.
2. Een docent is ook een student
Natuurlijk kende ik al die begrippen al: blended learning, flip the classroom, digitaal leren, enzovoort. Ik zag al die congressen en cursussen al jarenlang voorbij komen, maar ik maakte er geen gebruik van, simpelweg omdat ik de urgentie niet zag; ik hield nu eenmaal van mijn klas. Maar nu het wel moest, had ik geen keuze meer. In de eerste weken van de uitbraak ben ik als een gek allerlei programma’s gaan uitproberen en heb ik tig experts geraadpleegd.
Wat ik hiervan leer? Dat een docent ook denkt als een student. Dat het lukraak aanbieden van trainingen vaak geen zin heeft. Pas als een student de urgentie ervan ervaart, heeft hij behoefte aan een bepaalde training. Just in time, heet dat in beroepsjargon. Gelukkig zijn er steeds meer opleidingen die op die manier werken en ook wij bij communicatie krijgen per september een nieuw curriculum waarin flexibiliteit centraal staat. Voor een docent betekent dit echter veel. Hij kan niet meer op voorhand de expert uithangen: hij moet op het juiste moment worden ingevlogen en dat kan zowel in het ‘eggie’ zijn als digitaal.
3. De docent is een zelfsturende coach, ook richting het management
De docent als coach. Die trend is langer zichtbaar en die trend wordt door online lesgeven alleen maar zichtbaarder. Deze rol heeft echter niet alleen betrekking op studenten maar ook op het management. De afgelopen periode ervaarde ik iets dubbels: aan de ene kant online onderwijs, aan de andere kant vaste roosters die gebaseerd waren op een klaslokaal. Soms dacht ik – als bijvoorbeeld de zon uitbundig scheen – waarom heb ik juist nu les? Of om 9 uur ’s ochtends.
Geef docenten zelf de vrijheid om binnen de ruimte hun eigen tijden in te delen met studenten.
En vaak dachten mijn studenten daar ook zo over. Waarom zou je als docent niet de vrijheid mogen hebben om zelf in overleg met de studenten (ik heb het hier over projectgroepen) te mogen verplaatsen naar een ander tijdstip? Bijvoorbeeld 9 uur ’s avonds? De online wereld is 24/7 open. Dus: geef docenten zelf de vrijheid om binnen de ruimte hun eigen tijden in te delen met studenten. Natuurlijk besef ik ook dat privétijd (zeker in de weekenden) heilig is, maar op doordeweekse avonden vind ik dit geen probleem.
4. Sommige studenten bloeien juist nu op
Er is veel aandacht voor de negatieve kant van online lesgeven: studenten die letterlijk en figuurlijk opgesloten zitten, die niet aanhaken. Die aandacht is terecht, want het kan ook leiden tot depressie. Maar er is ook een keerzijde. Ik las dat ook in sommige kranten, maar mij is het ook opgevallen: er zijn studenten die juist nu opbloeien. In een normale klas verschuilen ze zich en hebben ze moeite met de interactie. In de digitale wereld hebben ze daar geen last van. Ze komen zelfverzekerd over, kennen alles snufjes en zijn niet te beroerd om wat minder handige docenten op weg te helpen.
5. Pas op voor ‘hongerklop’
Elke wielrenner heeft dat weleens meegemaakt: hongerklop, een leeg en vooral hongerig gevoel dat je niet aan voelde komen, waardoor je plots geen meter meer vooruit komt. Die ervaring heb ik ook met online lesgeven gehad. Soms begon ik heel enthousiast, maar om een uur of drie in de middag stortte ik opeens in. En kon ik geen scherm meer zien. Ik was gaar en leeg. Iets wat me zelden in de gewone klas is overkomen, omdat je daar vaak kan profiteren van de energie van studenten die je over je dooie punt heen tilt. Online lesgeven betekent dus: veel pauzes inlassen, goed blijven bewegen en ook goed blijven eten en drinken.
6. Onderwijs draait om binding
Het is de uitdaging van alle hogescholen: hoe zorgen we in het nieuwe jaar voor binding? En met name onder eerstejaars. Zoals het er nu naar uitziet zal hooguit een vijfde van het onderwijs aangeboden worden in een fysieke ruimte (al gaan de ontwikkelingen momenteel gelukkig snel). Ik pleit ervoor om die spaarzame uurtjes op school niet te gebruiken voor verplichte en volgepropte lessen. Het maakt niet uit wat je doet, als het maar zorgt voor groepsgevoel: koekhappen, dansen, krantje meppen (wel een lange krant nemen dan), weer eens die taaie broodjes in de kantine eten en vooral veel delen. Er zijn ook scholen die voorrang geven aan mentorgesprekken op school, maar die zijn vaak individueel, die kunnen ook in een café gevoerd worden (geef elke docent een apart budget hiervoor).
Het is de uitdaging van alle hogescholen: hoe zorgen we in het nieuwe jaar voor binding?
Ook voor mijn opleiding is het zoeken, al hebben we wel een voorsprong. In het nieuwe onderwijssysteem hebben we geen klassen meer, maar leerteams van 10-12 studenten. Omwille van corona zijn die groepen inmiddels al teruggebracht naar 6, zo passen we perfect in een lokaal of in een willekeurig café. En als we de groepen geografisch inrichten (bv alle Brabanders bij elkaar met ook een Brabantse coach), dan moet het toch mogelijk zijn om binnen alle mazen van de corona-wetten iets aan binding te doen. Want in binding zonder echte ontmoetingen geloof ik niet. Nog niet, moet ik zeggen. Want je weet maar nooit in deze tijden van corona.