‘Mijn drive: het continu verbeteren van onderwijs’
‘Toen ik op de pabo studeerde was het al mijn missie om het onderwijs te verbeteren. Hoe mooi zou het zijn om ooit zelf op de pabo les te geven, dan zou ik nog meer bereik hebben hiervoor.’ Daarom startte ze direct na de pabo met de studie Onderwijskunde aan de Radboud Universiteit. Om vervolgens vijftien jaar praktijkervaring op te doen in het basisonderwijs. Ze werkte ook een aantal jaren als trainster bij IPC Nederland. Bijna bij toeval hoorde ze in 2019 van de vacature bij De Kempel, waar ze werd aangenomen en sindsdien helemaal op haar plek zit.
Trainerservaring
‘Ik hoorde via via over de vacature en wilde ik er meteen voor gaan. In eerste instantie kon ik twee dagen per week bij De Kempel aan de slag als docent Onderwijskunde & Pedagogiek. Een jaar lang combineerde ik dat met mijn werk bij IPC Nederland. Daarna ben ik in vaste dienst gekomen van de hogeschool. IPC is denk ik wel een mooie opstap geweest, vanwege de trainerservaring die ik meenam. Als trainer was ik vaak alleen op pad, nu ben ik weer echt onderdeel van een team. Het is fijn om inhoudelijk over onderwijs te kunnen sparren met collega’s.’
Leuke ‘pubers’
De eerste tijd als hogeschooldocent herinnert ze zich nog goed. Lachend: ‘Waren we met een groep studenten op pad, dan was ik aan het tellen of ik ze nog allemaal had. Erg komisch, want het zijn natuurlijk geen basisschoolleerlingen meer. In de periode als trainster werkte ik juist met volwassenen. In eerste instantie vroeg ik me dus af of het bij mij zou passen, lesgeven aan een groep ‘pubers’? Soms is het ook wel zoeken hoor, hoe houd ik ze bij de les. Maar ik vind het boven alles een heel leuke doelgroep om mee te werken waar je bovendien heel erg mee kunt lachen. De studenten zijn onbevangen, je kunt goed samen sparren. Ik vraag ze regelmatig hoe zij iets aan zouden pakken en dan komen ze met verfrissende ideeën. Ik geef dan wel les, maar zij gaan dat straks óók doen! Daarom denk ik bewust na over de werkvormen die ik inzet. Die kunnen ze later zelf weer inzetten, tijdens de stage bijvoorbeeld.’
Verschillende rollen
Ze werkt vier dagen per week, die ze goed gevuld krijgt. Want naast het lesgeven vervult ze diverse andere rollen. ‘Op dinsdagen geef ik stagebegeleiding en loop ik zelf ook weer rond op basisscholen. Leuk én nuttig, want zo blijf je up-to-date. Daarnaast ben ik docent-onderzoeker en doe ik samen met een leraar-onderzoeker op de basisschool onderzoek naar het leren van peuters en kleuters. Onze studenten werken hier ook aan mee.’ Ze is tutor van een groep eerstejaars: ‘Je bent hun eerste aanspreekpunt. Ik maak ze wegwijs binnen de opleiding en bereid ze voor op het stagelopen. Ook voer je regelmatig individuele gesprekken.’ En samen met een collega verzorgt ze de mentorspecialisatie: ‘Dit is een training voor basisschoolleerkrachten die zich verder willen bekwamen in hun mentorrol.’
Drieslagleren
Continu verbeteren van onderwijs is haar grote drijfveer. ‘We willen ons eigen onderwijs steeds verder verbeteren én vragen onze studenten om hetzelfde te doen in de basisschoolpraktijk. Een onderzoekende, nieuwsgierige houding is daarbij heel belangrijk. Wil je die uiteindelijk zien bij de kinderen in de klas? Dan moet je het zelf ook in huis hebben.’ Is ze niet bezig met de ontwikkeling van het onderwijs, dan is ze wel bezig met haar eigen ontwikkeling: ‘Binnenkort start ik met een trainersopleiding rondom het jonge kind. Die drieslag vind ik zo mooi: hoe kan ik mezelf verder ontwikkelen, zodat ik de studenten goed kan helpen om zichzelf te ontwikkelen, zodat zij straks kinderen kunnen helpen om dat te doen.’